Neurofeedback werd voor het eerst toegepast bij vormen van epilepsie. De wetenschappelijke publicaties daarover zijn erg uitgebreid en gaan terug tot aan het begin van de 70er jaren. Bij allerlei verschijningsvormen van epilepsie kan neurofeedback uitkomst bieden. In het bijzonder zijn te noemen de Petit Mal, de Grand Mal en complexe partiële vormen van epilepsie. Een veelvoud aan mogelijke trainingsprotocollen is daarvoor in de loop der jaren ontwikkeld. Desondanks wordt neurofeedback als behandelmethode bij epilepsie niet erg geaccepteerd in het circuit. De reden daarvan is dat een goede training lang duurt (veel sessies) en duur is. Daarnaast bestonden er meningsverschillen over het gehanteerde model van effectiviteit.

De huidige ontwikkelingen in zowel het instrumentarium als de methode zorgen er echter voor dat de neurofeedbacktraining veel goedkoper kan. Er zijn gevallen beschreven waarin slechts een beperkt aantal sessies tot opmerkelijke resultaten heeft geleid. In andere gevallen blijft het helaas een langdurig traject, waarbij gedacht kan worden aan 80-100 sessies. Neurofeedback bij epilepsie staat als behandelprogramma vaak niet alleen en wordt gecombineerd met andere onderdelen zoals het aanpassen van de levenstijl. Hierbij worden specifieke omstandigheden vermeden waarin de kans op een epileptische aanval groter is of wordt. Daarnaast kunnen effectieve interventies worden aangeleerd om een beginnende (zich aankondigende) aanval te onderdrukken. Als laatste kan er een aanpassing plaatsvinden in het gevolgde dieet of het gebruik van bepaalde producten. Er zijn een aantal middelen bekend die de kans op een epileptische aanval vergroten (en drempelverlagend werken zoals alcohol).

In deze context kan en mag neurofeedback gezien worden als één van de onderdelen binnen een effectief behandelprogramma bij epilepsie. Er is aangetoond dat epilepsie gevoelig is voor veel gedragscomponenten waarover de patiënt zelf controle kan uitoefenen. Een juist toegepaste medicamenteuze behandeling (bijvoorbeeld een goed inname-schema), evenals een dieetgevoeligheidsanalyse (zoals geen alcohol gebruiken) en overwegingen ten aanzien van de gevolgde levensstijl (zoals niet te laat naar bed gaan) kunnen voor de epilepticus allemaal deel uitmaken van het totale pakket qua behandeling. Over veel van de genoemde onderdelen kan de patiënt dus zelf rechtstreeks controle uitoefenen.

In veel gevallen van epilepsie is een medicamenteuze behandeling voldoende om de aanvallen onder controle te krijgen. Een aantal bijbehorende gedragsconsequenties die ook een samenhang vertonen met epileptische aanvallen worden nog steeds bestudeerd. In sommige gevallen veroorzaakt de medicatie ongewenste neveneffecten die betrekking kunnen hebben op iemands stemming, slaap, geestelijke alertheid, en/of cognitief vermogen. Bepaalde gedragingen blijken verband te houden met het optreden van zogenaamde “subklinische aanvalsactiviteiten”. Hiermee wordt bedoeld: die hersenactiviteiten die overeenkomen met die van of tijdens een epileptische aanval maar die net niet tot een echte aanval leiden. Naar deze (epileptiforme) verschijnselen is een neuroloog op zoek als hij of zij van een epilepticus een EEG (elektroëncefalogram) laat maken.

Neurofeedback draagt ertoe bij dat gedragsveranderingen al optreden nog voor het aantal aanvallen wordt teruggebracht. Daarnaast kan neurofeedback behulpzaam zijn bij het terugbrengen van de medicatie-dosis die noodzakelijk is voor aanvalsonderdrukking. Hierdoor worden de ongewenste neveneffecten van de medicatie eveneens afgebouwd! Personen met epilepsie dienen daarvoor ook tijdens het volgen van neurofeedback-trainingen onder controle te blijven van de behandelende neuroloog die de medicatie voorschrijft. Het opvolgen van de voorschriften en regelmatig bezoeken van de neuroloog blijft daarom gewenst. Juist door deze neuroloog-contacten kan in goed overleg worden besloten om de medicatie bijvoorbeeld gradueel te verminderen of het type medicatie aan te passen aan het voortschrijden van de neurofeedback-trainingen. In veel gevallen van epilepsie bij kinderen, bijvoorbeeld als gevolg van een moeilijke geboorte, worden er pas echte epileptische aanvallen gezien als ze ouder worden. Bij deze kinderen kunnen ook andere problemen bestaan, die gerelateerd zijn aan de geboorteproblemen en dus los kunnen staan van de epilepsie. Hiervan zijn te noemen: stemmingsstoornissen, slaapstoornissen, leermoeilijkheden en aandachtsstoornissen. Al deze problemen zijn te behandelen met neurofeedback.